De spaakmagneet mag van de GSC 10 af wijzen als er
onvoldoende ruimte is tussen de sensorarm en de spaak. De
spaakmagneet moet zich op één lijn bevinden met de
indicatielijn
Ç
op de sensorarm.
7
Draai de schroef
È
op de sensorarm los.
8
Verplaats de sensorarm zodat deze zich binnen 5 mm van
de spaakmagneet bevindt.
U kunt de GSC 10 ook dichter naar een van de twee
magneten kantelen om de uitlijning te verbeteren.
9
Selecteer Reset
É
op de GSC 10.
De LED wordt rood en dan groen.
10
Beweeg de trappers rond om de uitlijning van de sensor te
testen.
De rode LED knippert iedere keer als de pedaalmagneet de
sensor passeert. De groene LED knippert iedere keer als de
spaakmagneet de sensorarm passeert.
OPMERKING: De LED knippert de eerste 60 keer dat de
magneet de sensor passeert nadat u een reset hebt
uitgevoerd. Selecteer Reset opnieuw als u de magneet de
sensor vaker wilt laten passeren.
11
Als alles naar behoren functioneert en goed is uitgelijnd, zet
u de kabelbinders, sensorarm en spaakmagneet stevig vast.
Garmin raadt aan een moment tussen 0,21 en 0,27 Nm (1,9
en 2.4 lbf-inch) te gebruiken om voor een waterdichte
afsluiting van de GSC 10-sensorarm te zorgen.
Over de GSC 10
De cadansgegevens van de GSC 10 worden altijd opgenomen.
Als er geen GSC 10 is gekoppeld, wordt er gebruikgemaakt van
GPS-gegevens om de snelheid en afstand te berekenen.
De cadans is de pedaal- of draaisnelheid. Deze wordt gemeten
aan de hand van het aantal draaiingen van de pedaalarm per
minuut (RPM). De GSC 10 beschikt over twee sensors: een
voor de cadans en een voor snelheid.
Gegevens middelen voor cadans of vermogen
De instelling voor gegevensgemiddelden die niet gelijk zijn aan
nul is beschikbaar als u tijdens het trainen een optionele
cadanssensor of vermogensmeter gebruikt. Standaard worden
lege waarden die optreden als u niet trapt, genegeerd.
Raadpleeg pagina 13 als u deze instelling wilt wijzigen.
Trainen met vermogensmeters
• Ga naar www.garmin.com/intosports voor een lijst met ANT+
sensors van andere fabrikanten die compatibel zijn met uw
toestel.
• Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van uw
vermogensmeter.
• Pas uw vermogenszones aan uw doelen en mogelijkheden
aan (pagina 7).
• Gebruik bereikwaarschuwingen om te worden
gewaarschuwd wanneer u een bepaalde vermogenszone
bereikt (pagina 3).
• Pas de vermogensgegevensvelden aan (pagina 12).
Uw vermogenszones instellen
De waarden voor deze zones zijn standaardwaarden en passen
mogelijk niet bij uw persoonlijke vaardigheden. U kunt uw zones
handmatig aanpassen op het toestel of gebruikmaken van
Garmin Connect. Als u weet wat uw FTP-waarde (Functional
Threshold Power) is, kunt u deze opgeven zodat de software
automatisch uw vermogenszones kan berekenen.
1
Selecteer vanuit het startscherm > Trainingszones >
Vermogen.
2
Voer uw FTP-waarde in.
3
Selecteer Op basis van:.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Watt om de zones in watt weer te geven en te
wijzigen.
• Selecteer % FTP om de zones als een percentage van
uw FTP-waarde (Functional Threshold Power) weer te
geven en te wijzigen.
De vermogensmeter kalibreren
Voordat u uw vermogensmeter kunt kalibreren, moet deze
correct zijn geïnstalleerd, gekoppeld met uw GPS-toestel en
actief gegevens vastleggen.
Raadpleeg de documentatie van de fabrikant voor instructies
over het kalibreren van uw vermogensmeter.
1
Selecteer in het startscherm .
2
Selecteer Fietsprofielen.
3
Selecteer een profiel.
4
Selecteer > Kalibreren.
5
Zorg dat uw vermogensmeter actief blijft door te blijven
trappen tot het bericht wordt weergegeven.
6
Volg de instructies op het scherm.
Uw ANT+ sensors koppelen
Voordat u kunt koppelen, moet u de hartslagmeter omdoen of
de sensor plaatsen.
Koppelen is het maken van een verbinding tussen ANT+
draadloze sensors, bijvoorbeeld het verbinden van een
hartslagmeter met uw Garmin toestel.
1
Breng het toestel binnen bereik (3 m) van de sensor.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens tien meter bij
andere ANT+-sensors vandaan bent tijdens het koppelen.
2
Selecteer in het startscherm de statusbalk boven aan de
pagina.
3
Selecteer een sensor.
4
Schakel de sensor in en selecteer Zoeken.
Wanneer de sensor is gekoppeld met uw toestel, is de
sensorstatus Verbonden. U kunt een gegevensveld
aanpassen om sensorgegevens weer te geven..
De weegschaal gebruiken
Als u een ANT+ compatibele weegschaal hebt, kan het toestel
de gegevens van de weegschaal aflezen.
1
Selecteer in het startscherm > Weegschaal.
Wanneer de weegschaal is gevonden, verschijnt een bericht.
2
Ga op de weegschaal staan als dit wordt aangegeven.
OPMERKING: Als u een lichaamsanalyseweegschaal
gebruikt, dient u uw schoenen en sokken uit te trekken om te
zorgen dat alle lichaamsparameters worden gelezen en
geregistreerd.
3
Stap van de weegschaal af als dit wordt aangegeven.
TIP: Als zich een fout voordoet, stapt u van de weegschaal
af. Stap op de weegschaal als dit wordt aangegeven.
Geschiedenis
Tot de geschiedenisgegevens behoren tijd, afstand, calorieën,
snelheid, rondegegevens, hoogte en optionele ANT+
sensorgegevens.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer
de timer is gestopt of gepauzeerd.
Als het geheugen van het toestel vol is, wordt er een bericht
weergegeven. Het toestel overschrijft of verwijdert niet
automatisch uw geschiedenis. Upload uw geschiedenis
Geschiedenis 7
Praat mee over dit product
Laat hier weten wat jij vindt van de Garmin Edge 810 Fietscomputer. Als je een vraag hebt, lees dan eerst zorgvuldig de handleiding door. Een handleiding aanvragen kan via ons contactformulier.