2
DRUPPELSYMBOOL: knippert om aan te geven dat de meter
klaar is voor het testen met bloed of con-
trolevloeistof (§4.2, 4.3).
HOOFDSCHERM: weergave van testresultaten, opgeslagen
testwaarden, gemiddelde resultaten en
meldingen.
MEETEENHEID: toont de meeteenheid van uw bloed-
glucosemeter (mg/dL of mmol/L, kan
niet gewijzigd worden).
TIJD: toont de tijd (HH:MM 12H am/pm of
24H-formaat)
GEMIDDELDE: toont de periode m.b.t. het weergegeven
gemiddelde (1, 7, 14, 30, 60 of 90 dagen –
§5.2)
DATUM: toont de datum (MM-DD-formaat)
MARKERINGSSYMBOLEN: weergegeven bij markeren van een
testresultaat (§4.4) of bekijken van een
gemarkeerd resultaat.
Vóór maaltijd-markering
Na maaltijd-markering
Sport-markering
Vinkje
VERKEERDE
TEMPERATUUR-SYMBOOL:
verschijnt bij testen buiten het toegesta-
ne temperatuurbereik
BATTERIJ LAAG-SYMBOOL: verschijnt wanneer de batterij vervangen
moet worden (§7.3).
NFC-SYMBOOL: verschijnt bij instellen van de NFC (Near
Field Communication) functie (§6.5) en
wanneer deze functie wordt ingeschakeld;
knippert bij dataverzending via NFC
(§5.3.1)
CONTROLE (CTL): geeft een controlevloeistoftest aan (§4.3).
2.2 TESTSTRIP
BLOED/CONTROLEVLOEISTOF
HIER AANBRENGEN
TESTVELD
DIT UITEINDE IN DE METER
INVOEREN
3. Voordat u gaat testen
3.1 Waarschuwing voor het gebruik van de meter
De datum en tijd zijn vooraf in de meter ingesteld. Controleer voor
het eerste gebruik of de datum en tijd correct zijn, en corrigeer de
instellingen eventueel. Controleer altijd de instellingen nadat u de
batterij hebt vervangen (§7.3).
LET OP
● Voor nauwkeurige resultaten, de meter ten minste 30 minuten op
omgevingstemperatuur laten komen alvorens uw bloedglucose-
waarde te meten:
- temperatuur: 5 tot 45°C (41 tot 113°F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH (relatieve vochtigheid).
● Bewaar of gebruik de meter niet waar:
- er sterke temperatuurschommelingen zijn;
- de luchtvochtigheid hoog is en condensvorming veroorzaakt
(badkamers, droogruimtes, keukens, enz.);
- een sterk elektromagnetisch veld aanwezig is (dichtbij een mag-
netronoven, mobiele telefoon, enz.).
● Gebruik de meter niet nadat hij in een vloeistof is gevallen of als er
vloeistof in is gekomen, ook niet indien opgedroogd.
● Raak de teststrippoort van de meter niet met uw handen aan. Er is
een thermische sensor in de meter aangebracht om fouten tot een
minimum te beperken.
● Sluit de datakabel niet aan op de data transfer port tijdens het tes-
ten. De meter kan hierdoor beschadigd raken, en onnauwkeurige
testresultaten opleveren.
● Breng geen bloed direct op de teststripopening van de meter aan.
● Deel uw meter niet met anderen om het risico van infecties te voor-
komen.
3.2 Waarschuwing voor het gebruik van de teststrips
LET OP
● Gebruik voor het testen met de GLUCOFIX® TECH meter alleen
GLUCOFIX® TECH Sensor teststrips. Gebruik geen andere teststrips,
dit geeft onnauwkeurige resultaten.
● Gebruik de teststrips niet na hun vervaldatum. De vervaldatum is
op het teststripbuisje aangegeven naast het
symbool.
Voor nauwkeurige resultaten, de teststrips ten minste 30 minuten
op omgevingstemperatuur laten komen alvorens uw bloedgluco-
sewaarde te meten:
- temperatuur: 5 tot 45°C (41 tot 113°F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH.
● Gebruik de teststrips niet als 6 maanden of meer zijn verstreken
sinds het buisje voor het eerst werd geopend.
● De teststrips zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Gebruik geen
teststrips die reeds bloed of controlevloeistof hebben geabsor-
beerd.
● Bewaar alle ongebruikte teststrips in het originele buisje en sluit het
onmiddellijk weer goed af nadat u er een teststrip hebt uitgeno-
men, zodat de kwaliteit behouden blijft. Breng ze niet over in een
andere verpakking.
4. Meten van uw bloedglucosewaarde
4.1 Bloeddruppel afnemen
Lees de betreffende gebruiksinstructies voor informatie over hoe u de
prikpen moet gebruiken.
LET OP
● De prikplaats met water en zeep wassen en goed afdrogen alvorens
een bloeddruppel af te nemen.
● Deel dezelfde lancet of prikpen niet met anderen om het risico van
infecties te voorkomen.
● Gebruik altijd een nieuwe lancet. Lancetten zijn voor eenmalig
gebruik. Gebruik een reeds gebruikte lancet niet opnieuw.
4.1.1 Testen op alternatieve plaatsen (Alternative site testing, AST)
Met deze meter kunt u de glucosewaarden
testen van bloed uit uw vingertop, handpalm
en onderarm. Testresultaten uit andere plaat-
sen dan de vingertop kunnen echter afwijken
van vingertopresultaten. Raadpleeg uw arts
of professionele zorgverlener alvorens bloed
uit de handpalm of onderarm te testen.
Gebruik bloed uit:
Als u gaat testen:
Vingertop, palm,
onderarm
• Vóór maaltijden
• Twee uur of meer na maaltijden
• Twee uur of meer na sporten
Vingertop • Wanneer de mogelijkheid bestaat dat uw
bloedglucosewaarden snel veranderen (bijv. na
maaltijden of lichaamsbeweging)
• Wanneer u symptomen van hypoglykemie
voelt zoals transpireren, koud zweet, een
zwevend gevoel of trillen
• Wanneer onmiddellijk testen noodzakelijk is
i.v.m. vermoede hypoglykemie
• Als u zich niet goed voelt, zoals bij een neusver-
koudheid, enz.
4.2 Testen van uw bloedglucose
1. Schuif een nieuwe teststrip in de teststripopening. Het druppelsym-
bool begint te knipperen op het display. Indien er niets op het dis-
play verschijnt, verwijder de teststrip dan, schuif hem opnieuw in de
opening en wacht tot het druppelsymbool gaat knipperen.
2. Breng de bloeddruppel op het uiteinde van de teststrip aan tot
het testveld vol is. Er klinkt een pieptoon (indien ingeschakeld) en een
teller op het display begint af te tellen.
Praat mee over dit product
Laat hier weten wat jij vindt van de Glucofix TECH Bloedglucosemeter. Als je een vraag hebt, lees dan eerst zorgvuldig de handleiding door. Een handleiding aanvragen kan via ons contactformulier.
beantwoord | Ik vind dit nuttig (0)